Palladio’s definitie van schoonheid haalt hij bij Leon
Battista Alberti (1404 – 1472) uit zijn traktaat; De Re Aedificatoria. Waar
schoonheid 'als correspondentie van het geheel tot alle onderdelen, van de
onderdelen tot elkaar en van de onderdelen tot het geheel’ wordt gedefinieerd.
Een gebouw is een onafhankelijk, wel gedefinieerd lichaam. Palladio werkt in
zijn traktaat een proportiesysteem uit gebaseerd op Alberti. Hij definieert
zeven sets met harmonieuze proporties die meteen toepasbaar zijn bij het
ontwerpen van kamers. Voor de hoogte van die kamers legt hij drie
proportiesystemen uit die hun oorsprong vinden bij Pythagoras, namelijk het
rekenkundig gemiddelde, meetkundig gemiddelde en het harmonisch gemiddelde.
De zeven harmonieuze proporties zijn de volgende:
1. Rond
2. Vierkant
3. Twee vierkanten ofwel 1:2
4. Een vierkant en een derde, dat wil zeggen 3:4
5. Een vierkant en twee derde, dat wil zeggen 3:5
6. Een vierkant en een half, dat wil zeggen 2:3
7. De diagonaal van het vierkant als de lengte van het
vertrek, 1:√2